Waarom de vraag 'Wat is dat - filosofie?' opnieuw gesteld wordt
Home

Waarom de vraag 'Wat is dat - filosofie?' opnieuw gesteld wordt

Waarom de vraag 'Wat is dat - filosofie?' opnieuw gesteld wordt

Na het lezen van het artikel van Heleen Booy en Kiki Varekamp, Heeft het filosofieonderwijs een probleem?, in De Groene Amsterdammer, 1 september 2021, reageerde ik eerst geërgerd dat er weer gefocused werd in de eerste plaats op het geslacht en dan bij uitbreiding daarvan, op de kleur van de filosofische auteurs.

Maar nu vind ik dat de auteurs van het artikel een punt hebben.

Filosofen openbaren geen eeuwige waarheden maar drukken een welbepaalde tijdsgeest uit. Filosofische teksten van vroeger moet je dan ook in een historische context plaatsen.

Daarnaast bespreken we in de lessen filosofie ook hedendaagse filosofen. En dan komen we als vanzelf uit bij vrouwelijke filosofen en filosofen van andere kleur. Dat is duidelijk in het overzicht van de bronnenlijst voor de lessen van het schooljaar 2021-2022. Onze bespreking van filosofen uit het verleden, bv. Voltaire, Kant, Hegel en Marx, is beïnvloed door bijvoorbeeld het werk van Silvia Federici.

Waarom de vraag 'Wat is dat - filosofie?' opnieuw gesteld wordt
Waarom de vraag 'Wat is dat - filosofie?' opnieuw gesteld wordt

Waarom die vraag opnieuw stellen?

Heleen Booy en Kiki Varekamp stellen dat filosofieonderwijs een diversiteitsprobleem heeft. Als we aannemen dat filosofie voor álle leerlingen is, blijkt dat niet uit de schoolboeken voor filosofie. Bijna alleen maar mannelijke en witte filosofen staan in het examenprogramma:

Momenteel worden er bij elkaar opgeteld 48 filosofen behandeld in eindexamenstof voor havo (hoger algemeen voortgezet onderwijs) en vwo (voorbereidend wetenschappelijk onderwijs). Hiervan zijn er slechts vier vrouw. Om van filosofen van kleur maar te zwijgen: dit is er maar één. Binnen de maatschappelijke discussies over diversiteit en gelijkheid blijkt filosofie als vakgebied achter de feiten aan te lopen. En dat terwijl we vaak geneigd zijn om filosofen te zien als kritisch en zelfbewust. Wanneer er, zoals nu, bijna alleen maar mannelijke en witte filosofen in het examenprogramma staan, schotelen we onze leerlingen en studenten voor dat filosofie een witte, mannelijke, westerse aangelegenheid is. Tekenend hiervoor is dan ook dat veel leerlingen stelselmatig met ‘hij’ en ‘hem’ verwijzen naar elke filosoof, ook wanneer het duidelijk een vrouwelijke filosoof betreft.

Op 7 maart van dit jaar schrijft de zestienjarige Zafia Verhoeven, een leerling uit vwo 5, in de NRC dat ze gedurende de twee jaar dat ze filosofie volgt in het curriculum niet één vrouw van kleur is tegengekomen: ‘Het is belachelijk dat in 2021 scholieren hun kennis moeten baseren op de daden en het gedachtegoed van bijna alleen maar witte mannen. Als meisje van kleur voel ik mij totaal niet gerepresenteerd in het Nederlandse onderwijs.’ Ze vervolgt dat het onderwijs moet laten zien dat vrouwen niet onderdoen voor mannen: ‘Aan belangrijke vrouwen is geen gebrek, dus het ligt bij scholen en onderwijsinstellingen om radicaal te veranderen en een gelijkwaardig en divers lesprogramma neer te zetten.’

En de auteurs citeren de filosoof Bryan van Norden:

‘Philosophy must diversify or die’, schrijft de filosoof Bryan van Norden in zijn boek Taking Back Philosophy: A Multicultural Manifesto (2017). Hij stelt dat het aanpakken van de homogeniteit van de filosofie niet alleen een kwestie is van rechtvaardigheid, maar vooral ook gaat over het overleven van de filosofie als academische discipline. De studentenpopulatie wordt steeds diverser en we raken meer doordrongen van een mondiaal bewustzijn, van blm en #MeToo. De filosofische discussie snakt naar meer filosofen van diverse achtergronden en verschillende manieren van filosoferen.

Het is interessant die problematiek te plaatsen naast een ander probleem dat wordt aangekaart door Bram De Ridder, namelijk het probleem van de vermarkting van het onderwijs:

In het Amerikaanse geval heeft die marktlogica een simpel effect gehad. De omvang en koopkracht van minderheidsgroepen zijn de afgelopen jaren toegenomen, wat hen tot een interessant doelpubliek heeft gemaakt. Inzetten op meer diversiteit was een slimme zet van de universiteitsmanagers – het stond ethisch goed en leverde veel nieuwe klanten op. Maar deze nieuwe groep consumenten verwacht een product dat inhoudelijk aansluit bij de eigen leefwereld. Hetzelfde geldt voor studenten uit niet-minderheidsgroepen, voor wie het steeds belangrijker wordt om in de superdiverse Amerikaanse maatschappij te kunnen opereren. Kortom: net zoals de andere bedrijven hebben universiteiten die zichzelf deko­loniseren of zelfs ‘woke’ maken geen puur ideologische, maar ook economische redenen.

Witte mannen

Op 1 september 2021 stond er ook een artikel over Immanuel Kant (Koningsbergen, Pruisen, 22 april 1724 – 12 februari 1804) in De Groene Amsterdammer van Willem van der Kuijlen en Thomas Mertens met als titel, Essay: Was Immanuel Kant een racist?.

Ik ben akkoord met Willem van der Kuijlen en Thomas Mertens dat er sinds de tijd van Kant in de filosofie veel veranderd is. Dat in plaats van de grote filosofen te beschouwen als de vindplaats van eeuwige waarheden er veel meer aandacht moet zijn voor een contextuele en historische benadering van hun werk. Maar dat neemt niet weg dat het niet voldoende is die filosofen in een historische context te plaatsen. We moeten er ons meer van bewust worden dat die filosofieën gepresenteerd worden als een bewaarplaats van eeuwige waarheden. En het is interessant om na te gaan hoe deze teksten daarin slagen als zodanig beschouwd te worden.

Beweren dat Kant verantwoordelijk is voor de slavernij is erover. Kant schiep een verhaal waarmee een bepaalde elite zich kon legitimeren. Daarin zit zowel de legitimering van de bestaande orde als de te verwezenlijken politieke doelstellingen: een legitimering van hoe de maatschappij is, hoe ze op basis van wat ze is, nog verbeterd kan worden.

Kant heeft drie grote werken geschreven, Kritiek van de zuivere rede, Kritiek van de praktische rede en Kritiek van het oordeelsvermogen. Het eerste boek schrijft voor hoe we moeten denken in de publieke sfeer van de wetenschap, productie, het onderwijs, enz. Het tweede boek schrijft voor hoe het bewustzijn er moet uitzien om ethisch juist te handelen. En het derde gaat over de esthetica, het 'vrije' bewustzijn dat niet aan de feitelijkheid onderworpen is en zuiver subjectief is. Het is een boek over de smaak en over smaak valt niet te twisten, over verschil in smaak moet men geen ruzie maken. De eerste twee boeken gaan over onderwerpen waarover je wel ruzie kan maken en ze bieden een methode om deze ruzies te beslechten. Waaronder ook een economisch discours dat de legitimatie voor een welbepaalde verdeling van de rijkdom moet onderbouwen evenals een politiek discours die hetzelfde doet voor de macht.

Flam (Antwerpen, 16 maart 1912 – Jette, 29 september 1995) had alleen interesse in het derde boek. De prijs die hij er graag voor betaalde is dat dat zijn 'vrijheid' louter subjectief is.

Voor de moraal ligt het anders. Wie niet tot de elite behoort gaat niet van nature uit ethisch juist handelen. Dat moet worden opgelegd door een morele instantie die dwingend is. Kant heeft veel invloed gehad tot aan WO II. Daarna is hij van het toneel verdwenen. Zijn strenge moraal, die berustte op de categorische imperatief, en zijn oordeelsvermogen zijn samen gesmolten en opgelost in het consumentisme.

Het economisch liberalisme heeft geen denkers nodig om een denkstroming te zijn, die wordt op natuurlijke wijze door de heersende klasse uitgezweet. Het is een ideologie die bestaat uit een geheel van gemeenplaatsen waarmee een sociale klasse haar bestaanswijze rechtvaardigt evenals haar eis dat de rest van de samenleving zich ernaar moet schikken.

Een mooi voorbeeld van zo'n ideologie is het boek van Adam Smith (Kirkcaldy, rond 5 juni 1723 - Edinburgh, 17 juli 1790), Een onderzoek naar de aard en de oorzaken van de welvaart van landen, Boom, 2019. Niet voor niets is deze vertaling uitgegeven in de reeks Grote klassieken. In november wordt daar een andere vindplaats van eeuwige waarheid uitgegeven, Utilitarisme, van John Stuart Mill (Pentonville, 20 mei 1806 – Avignon, 8 mei 1873).

Ik heb me altijd afgevraagd waarom Adam Smith een succesauteur is geworden. Dirk Verhofstadt in De Standaard bij het verschijnen van de vertaling in het Nederlands in 2019, zegt dat dit boek hét basiswerk van het economisch liberalisme is:

De ideeën van Smith blijven brandend actueel. Met de opkomst van uiterst linkse, uiterst rechtse en nationalistische partijen is er weer een hang naar protectionisme. ‘America First’, de Brexit of het principe ‘eigen volk eerst’ zet de internationale handelsrelaties opnieuw onder druk, met een wereldwijd verlies aan welvaart. Smith zou er zich tegen afgezet hebben, net zoals tegen de monopolies van de internetgiganten Facebook en Google, maar evengoed tegen bedrijven die belastingen ontwijken of zich te goed doen aan overheidssubsidies. Al die zaken verstoren een echte vrije markt.

De welvaart van landen laat de lezer toe om zelf kennis te nemen van de waardevolle liberale ideeën van Smith die vandaag zo succesvol zijn. Ook liberale politici moeten het opnieuw lezen en eindelijk komaf maken met de talloze regels, subsidies en taksen die het vrije initiatief belemmeren.

Dat het een boek is die een ruzie wil beslechten wordt duidelijk in het artikel van Dirk Verhofstadt. In het artikel heeft Dirk Verhofstadt het over drie discussiepunten waarover veel ruzie wordt gemaakt: de rol van de staat, eigenbelang en eigendom:

Maar het werk van Smith werd lang verkeerd begrepen en voorgesteld. Libertariërs zien hem als de evangelist van de onbeperkte vrije markt, absolute vrijheid in handel en ondernemen, en nauwelijks overheidsoptreden. Dat klopt niet. De overheid moet voor Smith juist een belangrijke rol spelen om de vrije markt mogelijk te maken. Ze moet zich bezighouden met het waarborgen van eerlijke concurrentie, het verdedigen van het eigendomsrecht en het garanderen van de veiligheid.
...
Marxisten stellen Smith voor als een gewetenloze kapitalist die egoïsme en zelfverrijking verheerlijkt. Ook dat klopt niet. Over zijn ethische opvattingen schreef hij The theory of moral sentiments. Daarin stelt hij dat mensen uit eigenbelang worden aangezet tot erkenning van en respect voor anderen. Het uitgangspunt van moreel menselijk gedrag is volgens Smith ‘sympathie’ of ‘compassie’. Zijn doel is de welvaart voor iedereen te vergroten. ‘Geen enkele maatschappij kan het goed gaan en is gelukkig, als het grootste deel van de leden arm en ellendig is’, aldus Smith.
...
Locke had voordien al geschreven dat mensen vrij en gelijk geboren zijn en dat ze een aantal oorspronkelijke, onvervreemdbare rechten hebben zoals ‘het recht op leven, vrijheid en eigendom’ en dat de staat die niet mocht schenden. Ook dat staat haaks op collectivistische visies waarin mensen geen bezit mochten hebben en alles eigendom bleef van het collectief. Het communisme, zoals toegepast in de Sovjet-Unie en China kwam op voor een samenleving gebaseerd op gemeenschappelijke eigendom, met instellingen die hebben geleid tot collectieve verarming, hongersnoden en massamoorden. Het niet mogen beschikken over de resultaten van je eigen inspanningen fnuikt de vrijheid en brengt achteruitgang teweeg. ‘Iemand die geen bezit kan verwerven, zal er uitsluitend belang bij hebben om zoveel mogelijk te eten en zo min mogelijk te werken’, aldus Smith.

Een jaar geleden lag ook David Hume ((Edinburgh, 7 mei 1711- 25 augustus 1776) al onder vuur. In een artikel van Roeland Termote, David Hume: Geen toren meer voor racistisch Verlichtingsicoon, De Standaard, dinsdag 15 september 2020, lezen we:

Het is slechts een grauw, hoekig torenblok. Maar het gebouw met les- en studiezalen op de campus van de Universiteit van Edinburgh was tot vorige week genoemd naar een van de grootste denkers die de universiteit én de Angelsaksische filosofie voortbrachten. David Hume: icoon van de Verlichting, wegbereider van de cognitieve ­wetenschap, medegrondlegger van de ­hedendaagse moraalfilosofie.

De omvang van zijn status verklaart ook de forse deining over de beslissing van zijn alma mater om zijn naam van het gebouw te halen. Het ‘David Hume Building’ heet voortaan ‘40 George Square’, naar het adres waar het gevestigd is. Die tijdelijke beslissing – ‘tot een volledige evaluatie rond is’ – nam de universiteit onder druk van een petitie. De auteur, doctoranda Elisabeth Lund, klaagde aan dat Hume niet alleen een Verlichtingsdenker was, maar ook een ­racist.

In een essay uit 1753 schreef de filosoof dat hij ‘geneigd is te vermoeden dat negers en in het algemeen alle andere species van mensen (er zijn vier of vijf soorten) inferieur zijn aan witte mensen’.

David Hume gaat door voor de grondlegger van het utilitarisme. Hume stelt dat iemand een goede handeling verricht als deze bijdraagt aan het algemeen nut. Dat betekent het geluk en welzijn van alle mensen.

Maar als een specifieke filosofische stroming wordt het utilitarisme toegeschreven aan Jeremy Bentham (Londen, 15 februari 1748 – 6 juni 1832). De enige waarden die er echt toe doen zijn pijn en genot, stelt hij: "de natuur heeft de mensheid onder het bestuur van twee soevereine meesters geplaatst, pijn en genot."

Het doel is dat het grootst mogelijk geluk voor het grootst aantal mensen wordt bereikt. Het is de bedoeling dat de wereld hiermee een betere plek wordt. Doordat het niet gaat om goede bedoelingen, maar om het resultaat (het grootste geluk), is het een eenvoudig toepasbare regel. Hierdoor hoeft men nooit meer te twijfelen wanneer zich een moreel dilemma voordoet.

De vraag blijft natuurlijk wat je doet met al diegenen die toch nog uit de boot vallen. Hoe verantwoord je het grootst mogelijk geluk voor het grootst aantal mensen en het kleiner geluk van velen en het ongeluk van diegenen die niet tot het grootste aantal behoren?

Voltaire (Parijs, 21 november 1694 – aldaar, 30 mei 1778) staat bekend als één van les Grands Hommes van Frankrijk, un des immortels, een onsterfelijke. Auteur van Candide, filosoof van de Verlichting, vrijdenker en wegbereider van de Franse Revolutie.

Maar volgens Auteur Wilfried Janssens , auteur van Voltaire, Man van zaken, Borgerhoff & Lamberigts, 20219, had de prins van de Verlichting ook een andere kant, een minder bekende en duistere kant. Daarin komt een Voltaire als zakenman, bankier, handelaar, superbelegger, financier van wapen- en slaventrafiek naar voren.

Hoe verhoudt zich dat tot die beroemde paragraaf waarin Candide een zwarte slaaf vindt, naakt en verminkt, een hand en een been afgehakt, en hem deze woorden laaat zeggen:

"C'est à ce prix que vous mangez du sucre en Europe." Dit is de prijs voor de suiker die jullie in Europa eten.

Hiermee staat Voltaire vooral bekend als een tegenstander van de slavernij. Zie hiervoor bijvoorbeeld de presentatie van Candide op de site van de Bibliothèque nationale de France. De pagina over slavernij stelt Voltaire voor als de grote tegenstander van de slavernij. Op de pagina Slavernij in Candide lezen we:

In Candide hekelt Voltaire de slavernij. De ontmoeting met de neger uit Suriname, in hoofdstuk 19, is scherp. Het is precies het voorbeeld van de schending van mensenrechten en vrijheid dat in dit hoofdstuk aan de kaak wordt gesteld. Bovendien vormt Candides ontmoeting met de neger na het verlaten van Eldorado een brute terugkeer naar de realiteit.

Code Noir was ontworpen om een ​​wettelijk kader voor slavernij te bieden. De zwarte code maakt slaven tot "meubilair" wezens. We zullen zien dat de filosofen van de Verlichting deze praktijk bestrijden.

Hegel (Stuttgart, 27 augustus 1770 – Berlijn, 14 november 1831) ging niet akkoord met Kant, en plaatste de drie vormen van bewustzijn (zuiver, praktisch, esthetisch) in een historische context en perspectief: de zintuiglijke zekerheid, animisme, verstand, bewustzijn, zelf-bewustzijn, absoluut bewustzijn, ... De fenomenologie is de geschiedenis van de intellectuele ruzies en hoe ze beslecht werden. Dit proces noemde Hegel, dialectiek.

Het gaat mij erom een filosofische methode onder de knie te krijgen waarmee je het heden in een verhaal kan plaatsen of de verbinding - nexus - kan blootleggen tussen verschillende ogenschijnlijk van elkaar losstaande, zelfs tegenstrijdige meningen en feiten. En dat kan je ook waarheid noemen en dan doe ik net hetzelfde, de mensen overtuigen dat er een waarheid is.

Die filosofische methode is verwant met het wetenschappelijk onderzoek. Na het observeren van verschijnselen formuleren wetenschappers een hypothese. Die wordt dan gepresenteerd als een soort wet waarvan men denkt dat die het verschijnsel kan beschrijven. Bijkomende, meer gerichte experimenten kunnen ertoe leiden dat de hypothese verfijnd wordt, of bijgesteld moet worden of doen besluiten dat ze helemaal verkeerd is om dan van meet af aan te herbeginnen. Wanneer een wetmatigheid gevonden lijkt,
kan ze gebruikt worden om het gedrag van het verschijnsel te voorspellen. Zo verkrijgen we een wetenschappelijke theorie gebaseerd op empirisch onderzoek.

In de filosofische methode, waaraan ik nog altijd de naam dialectiek geef, doen we iets gelijkaardig. In de filosofie bestuderen we de maatschappij en de mens als sociaal, politiek en psychologisch wezen. We bestuderen de maatschappelijke verschijnselen, het menselijke gedrag, enz. En we toetsen dit aan de theorie die men erover heeft.

Mensen hebben altijd al theorieën (ideologieën) ontwikkeld (uitgezweet) om hun gedrag te legitimeren: mythen, animisme, religie, liberalisme, socialisme, communisme. Die ideologieën worden voorgesteld als de waarheid. Elk van die ideologieën bestaat uit verschillende aannames. In het liberalisme geldt bijvoorbeeld de stelling ons eigen belang, ís het belang van de ander. "Is de bijdrage van de bakker op de hoek aan onze gemeenschappelijke toekomst gelegen in zijn visie daarop? Of ligt die bijdrage in zijn zorg en inzet voor zichzelf en de zijnen door het beste brood van de wereld te bakken en zo te zorgen dat iedereen graag bij hem in de winkel komt?", vraagt Adam Smith zich af.

We gaan die methode toepassen op het verschijnsel sociaal democratie ten tijde van Edward Anseele, het opkomend kapitalisme in de 16de eeuw, empowerement van Beyoncé en mismatch. Hier vind je een overzicht: Bronnen lessen september tot december.

  1. Bram De Ridder, Opinie Academische vrijheid - Zo ‘woke’ zijn Vlaamse universiteiten heus niet, De Standaard, donderdag 25 november 2021 om 3.25 uur

    Postdoctoraal onderzoeker toegepaste geschiedenis (KU Leuven), doceert politieke geschiedenis (UAntwerpen).

    Het debat over de vermeende ‘woke’-universiteiten gaat in Vlaanderen alle kanten uit. Wie de kwestie correct wil inschatten, begint volgens Bram De Ridder het best bij simpele marktlogica.

  2. Etienne Campion, Lecture: Jérôme Sainte-Marie théorise la victoire du "bloc populaire", Marianne, le 08/11/2021 à 9:30

    Le sondeur Jérôme Sainte-Marie fait paraître « Bloc populaire » (éditions du Cerf), essai dans lequel il pose une question fondamentale : comment se passerait la prise de pouvoir de ce « bloc historique », aujourd’hui, en France ?
  3. Willem van der Kuijlen en Thomas Mertens, Essay: Was Immanuel Kant een racist?, De Groene Amsterdammer, 1 september 2021 – verschenen in nr. 35

    Zwarten, witten, hunnen en hindoes

    Mensen behoren tot hetzelfde geslacht, maar die ene menselijke familie valt uiteen in vier – niet echt gelijke – rassen, meende Kant ooit. Was hij bijziend? Was het reden om te twijfelen aan zijn ideeën, bijvoorbeeld over slavernij? Niet per se; later sprak Kant zich er onomwonden tegen uit. Menselijke waardigheid staat centraal in zijn denken.

  4. Heleen Booy en Kiki Varekamp, Heeft het filosofieonderwijs een probleem?, De Groene Amsterdammer, 1 september 2021 – verschenen in nr. 35

    Diversiteit als toetje

    Filosofie is voor álle leerlingen. Maar wie weleens een schoolboek voor filosofie openslaat, ziet dat dit anders lijkt. Bijna alleen maar mannelijke en witte filosofen staan in het examenprogramma. Waarom filosofieonderwijs een diversiteitsprobleem heeft. En wat er aan dat curriculum gedaan kan worden.

  5. Dirk Verhofstadt, De behoeder van de vrije markt, De Standaard, vrijdag 5 juli 2019

    Economie Adam Smith publiceerde in 1776 het basiswerk van het economisch liberalisme. De welvaart van landen werd vaak misbegrepen. De eerste Nederlandse vertaling bewijst dat Smith nog brandend actueel is.

Jef Inghelbrecht
2021-12-10 17:54:48