Eigendom
Home

Eigendom

Eigendom

De bescherming van privé-eigendom staat nog altijd centraal en blijft vorm geven aan ons begrip van het basisdoel van het maatschappelijk middenveld.

Dit is van mij
Eigendom

Geen huur voor restaurant dat tijdens lockdown deuren moest sluiten

Je huurt een ruimte om een restaurant in open te houden. Door Covid-19 ben je verplicht de deuren te sluiten. Je hebt dus geen inkomsten meer. Moet je de huur nog verder blijven betalen?

De Gazet van Antwerpen meldde dat een Antwerpse vrederechter de uitbater van een Grieks restaurant gelijk heeft gegeven: omdat het pand door de lockdown niet gebruikt kon worden, is er geen huur verschuldigd.

Johan John Mees, de advocaat van de uitbater, redeneert als volgt: ‘De huur is een overeenkomst die beide partijen een verplichting oplegt. In ruil voor geld krijgt de huurder het zogenaamde “rustig genot”. Maar dat kon de verhuurder door de lockdown niet leveren.’

In De Standaard wordt dit als volgt samengevat:

Kortom: de verhuurder kon door omstandigheden zijn deel van de overeenkomst niet nakomen. De huurder kan zich dan op die omstandigheden beroepen om ook aan zijn deel van de overeenkomst te verzaken. De vrederechter is in een uitgebreid vonnis op die zienswijze ingegaan, zegt Mees.

Als een verhuurder een pand verhuurd beloofd hij dat de huurder er zaken kan doen. Door de lockdown is dat echter niet meer mogelijk en verbreekt de verhuurder daarmee van zijn kant de overeenkomst.

Dat is een subtiele redenering die het 'zijn' van de eigenaars in vraag stelt. Niet voor niets volgt Horeca Vlaanderen deze zaak op de voet. De ­verhuurder van het pand in de Kasteelpleinstraat is in beroep gegaan tegen het vonnis. En dus is het wachten tot een ­hogere rechtbank in beroep meer duidelijkheid schept.

BLSC vertegenwoordigt onder meer de grote verhuurders van winkelpanden. De organisatie houdt een inventaris bij van de verschillende uitspraken van vrederechters in dergelijke huurgeschillen en heeft momenteel weet van ongeveer vijftien zaken. ‘In 70 procent van de gevallen zijn de uitspraken in het voordeel van de eigenaars, al dan niet met betalings­uitstel, en in 30 procent in het voordeel van de huurder’, zegt ­Plasman.

Volgens hem gaat het bij die ­zaken meestal om kleine verhuurders, die vaak maar één winkelpand hebben. ‘De meeste grote spelers hebben al overeenkomsten afgesloten met hun huurders om de kosten te delen en een deel van de huur kwijt te schelden.’

Hier vallen twee zaken op:

  1. het zijn valt voor 70% toe aan de eigenaars;
  2. waarom worden tussen kleine spelers niet de zelfde overeenkomsten gesloten als tussen grote?

Kan je dat uitbreiden naar verhuren en huren in het algemeen? Je kan met juridische redeneringen voor de dag komen zoals de advokaat Johan John Mees. Maar je geraakt al gauw verstrikt in voor- en tegenargumenten.

De bescherming van privé-eigendom staat nog altijd centraal en blijft vorm geven aan ons begrip van het basisdoel van het maatschappelijk middenveld.

Jean-Jacques Rouseau (1712 – 1778) droeg zijn werk, Vertoog over de ongelijkheid, op aan de burgers van de stad Genève. In 1762 werden zijn boeken op de brandstapel gegooid en werd hij gedwongen de stad te verlaten.

Jean-Jacques Rousseau---Oeuvres completes-Tome III
Sur l'orgine de l'inégalité parmi les hommes
Jean-Jacques Rousseau

Bibliothèque de la Pléiade, n° 169

Achevé d'imprimer le 23 Mars 1964

2240 pages, rel. Peau, 105 x 170 mm

66.00 €

ISBN : 9782070104901

In zijn traktaat over ongelijkheid beweerde hij dat in een georganiseerde samenleving burgers streven naar status en steeds meer bezit willen vergaren. Die menselijke karaktertrek, gecombineerd met een systeem dat privébezit beschermt, creëert een verschil tussen arm en rijk dat uiteindelijk iedereen ongelukkiger maakt. Rijken zijn ontevreden omdat ze in voortdurende concurrentie staan met iemand die nóg meer heeft en ze zijn bang hun bezit te verliezen. En de armen zijn ongelukkig omdat ze arm zijn en het moeten stellen zonder de privileges van het eigendom.

Rousseau:

De eerste die een omheining rondom een veld had geplaatst en het in zijn hoofd haalde om zeggen: dit is van mij, en vrij eenvoudige mensen bereid vond
om het te geloven, was de ware grondlegger van de burgerlijke maatschappij.

Welke misdaden, oorlogen, moorden, welke ellende en verschrikkingen, was het menselijk ras niet gespaard gebleven als er iemand de palen had uitgetrokken of de greppel had gevuld, en tegen zijn medemensen had geroepen. Pas op dat u niet naar deze bedrieger luistert; Je bent verloren, als je vergeet dat de vruchten van iedereen zijn, en dat de aarde van niemand is: Maar het lijkt er sterk op, dat de dingen toen al zo ver waren gekomen dat ze niet langer konden blijven zoals ze waren; want dit idee van eigendom, afhankelijk van vele vroegere ideeën, die slechts achtereenvolgens konden ontstaan, kreeg niet plotseling vorm in de menselijke geest: het was nodig om veel vooruitgang te boeken, om veel industrie en verlichting te verwerven, ze van generatie op generatie over te brengen en te vergroten, vooraleer aan te belanden bij deze laatste periode van de Natuurtoestand. (Jean-Jacques Rousseau, Sur l'orgine de l'inégalité parmi les hommes, Seconde Partie, Oeuvres complètes de Jean-Jacques Rousseau, La Pléiade, tome III, p. 164, Gallimard, 1964)

Rousseaus boodschap viel niet best bij de eigenaars uit zijn tijd. Voltaire schoot in een kramp bij het lezen van deze passage. Voltaire, zelf zeer rijk, schreef in de kantlijn van zijn exemplaar van het Vertoog over de ongelijkheid:

Wat zou diegene die heeft geplant, gezaaid en omheind, geen recht hebben op de vrucht van zijn
inspanningen? Wat zou deze onrechtvaardige man, deze dief, de zogenaamde weldoener van de mensheid zijn geweest! Ziehier de filosofie van een bedelaar die vindt dat de armen de rijken moeten bestelen. (G. R. HAVENS, Voltaire' s marginalia on the pages of Rousseau, p. 15, Réaction de propriétaire, geciteerd in Oeuvres complètes de Jean-Jacques Rousseau, La Pléiade, tome III, p. 1338, Gallimard, 1964).

Het idee dat eigendom, opgevat als de vrucht van arbeid, een natuurlijk recht is, verschijnt pas aan het einde van de zeventiende eeuw in het werk van John Locke, theoreticus van de burgerlijke wereld. Op het moment waarop Rousseau's tweede verhandeling verschijnt, verspreidt zich de praktijk van het sluiten van gemeenschappelijk eigendom in Frankrijk. Naar het Engelse voorbeeld verlangen al deze verlichte eigenaren om de opbrengst van hun land te verbeteren. De tekst van Rousseau riep destijds een actuele vraag op.

Een stuk land hebben omheind ... Dit is de operatie die nu bezig is ... al deze verlichte eigenaren, angstig, uit interesse natuurlijk, om gewassen te verbeteren, om te slagen in intensieve kweek, om de groeiende bevolking van de omliggende steden te voeden met het beste vlees. Grenspalen en greppels zorgden ervoor dat heel Frankrijk zich tegen hen keerde. Tot het midden van de 19e eeuw zullen handarbeiders, kleine boeren, die geruïneerd werden door de 'enclosure', er zich met hand en tand tegen verzetten, maar zonder resultaat.

Het belangrijkste argument voor de Verlichtingsfilosofen, die voorstander waren van het privé-eigendom, was dat op langere termijn er meer mensen voordeel gingen halen uit de de 'enclosure' dan nadeel.

John Locke---Over het staatsbestuur
Over het staatsbestuur

John Locke

Uitgever: Boom, 1988

ISBN: 9060098501

219 pagina's

John Locke (1632 – 1704) onderbouwde dit standpunt van de eigenaar in zijn Second Treatise of Government uit 1689. Daarin argumenteerde Locke dat mensen verdragen sloten om burgerregeringen te creëren met als doel zichzelf te beschermen tegen de staat van de natuur, die gemakkelijk een staat van oorlog zou kunnen worden. Individuen kwamen overeen om "toevlucht te zoeken onder de gevestigde wetten van de overheid en daarin het behoud van hun eigendom te zoeken". Hij voegde eraan toe: "De overheid heeft geen ander doel dan het behoud van eigendommen."

Locke's theorie was nieuw. Hij wilde het bestaan ​​van privébezit rechtvaardigen en ging in tegen het theologische perspectief dat, zoals hij schreef, "God ... de wereld aan de hele mensheid gemeenschappelijk heeft gegeven".

Hij definieerde eigendom ook op een nieuwe en invloedrijke manier. Een persoon bezat 'een eigendom in zijn eigen persoon', dat 'het werk van zijn lichaam en het werk van zijn handen' omvatte. Door de natuur te cultiveren, heeft een persoon 'zijn arbeid ermee gemengd en daarmee iets verbonden dat zijn eigendom is, en maakt het daardoor zijn eigendom'.

Locke legitimeert de wijze waarop een individu gemeenschappelijk land in eigendom kon veranderen: "Zoveel land als een mens bewerkt, plant, verbetert, cultiveert en het product ervan kan gebruiken, zo veel is zijn eigendom." Locke legitimeert het grondbezit door het te koppelen aan individuele inspanningen.

Locke's eigendomsleer werd ook gebruikt om de kolonisatie van vreemde landen te rechtvaardigen. Hij beweerde dat de "wilde bossen en onontgonnen woestenij van Amerika, overgelaten aan de natuur", geen eigendom waren. "In het begin", schreef hij, "was de hele wereld Amerika". En daarmee wilde hij zeggen dat uiteindelijk heel de wereld beschikbaar was om in privébezit te worden omgezet.

Locke gebruikte het voorbeeld van de "enclosure", de omheining.

In de periode 1450–1640, werd in Engeland begonnen met de omheining van gemeenschappelijke landbouwgrond om de hoeveelheid beschikbare weidegrond voor landheren te vergroten. In de periode van 1750 tot 1860, werd dit proces geïntensifieerd met het oog op landbouwefficiëntie. Tegen het einde van de 19e eeuw was het proces van de omsluiting van gemeenschappelijke gronden in Engeland voltooid.

In de rest van Europa boekte de omheining tot aan de 19e eeuw weinig vooruitgang. Afsluitingsovereenkomsten waren in de 16e eeuw in Duitsland niet onbekend, maar pas in de tweede helft van de 18e eeuw begon de regering decreten uit te vaardigen die afsluiting aanmoedigden. Dezelfde politiek van aanmoediging door decreet werd gevolgd in Frankrijk en Denemarken vanaf de tweede helft van de 18e eeuw, in Rusland na de emancipatie van de lijfeigenen (1861), en in Tsjechoslowakije en Polen na de Eerste Wereldoorlog. Gemeenschappelijke rechten op landbouwgrond - die het grootste obstakel vormden voor de moderne landbouw - zijn nu voor het grootste deel vernietigd.

Het juridische proces in Groot-Brittannië over het 'omsluiten' van gemeenschappelijke gronden met hekken of heggen en om te zetten in privébezit, gebruikte Locke om zijn theorie uit te leggen. Iemand die land verbetert door arbeid "sluit het als het ware af van het gemeenschappelijke". In de loop van de 18e eeuw was bijna alle landbouwgrond in Engeland ingesloten, waardoor nu-landloze gewone mensen gedwongen werden om loonarbeid te verrichten op boerderijen of in nieuwe industriële fabrieken. Landheren beweerden dat gemeenschappelijke grond moest worden ingesloten om te worden "verbeterd" met de nieuwe landbouwmethoden van de landbouwrevolutie, een proces dat hen in staat stelde om de huur van hun pachters te verhogen.

Gaat de eigendomstheorie van Locke over kapitalistisch privébezit of alleen over individueel eigendom? De invloed van Locke's nadruk op eigendom is is nog steeds levendig. Karl Marx schreef bijvoorbeeld dat Locke's 'filosofie als basis diende voor alle ideeën van de hele daaropvolgende Engelse politieke economie'.

In de tegenstrijdigheden van kiezers die zeggen te geloven dat het huidige systeem van vermogensverdeling oneerlijk is, maar die consequent tegen belastingverhogingen of bescherming van werknemers stemmen, zien we de lange schaduw van Locke's theorie. Hoewel Locke het er niet mee eens zou zijn, zou zijn argument kunnen worden opgevat dat mensen hun eigendom hebben verdiend door hard te werken. Ondanks een toenemend anti-miljardair sentiment, zijn we geneigd te geloven dat dit waar is. Onze cultus van privé-eigendom legt uit hoe het zijn van een "succesvolle zakenman" - toe te schrijven is aan zijn/haar eigen verdienste.

Zelfs het voorstel om kiezers de mogelijkheid te geven rechtstreeks inspraak te hebben in hoe belastingen moeten worden geïnd en verdeeld, heeft zijn oorsprong in Locke's klassiek liberale argument dat mensen actief moeten instemmen met beperkingen op het gebruik van hun eigendom.

Maar Locke zou geen filosoof zijn had hij niet in de Tweede Verhandeling toegevoegd dat mensen geen recht hadden op meer eigendommen dan ze nodig hebben voor zichzelf en hun families: “Alles wat verder gaat, is meer dan zijn aandeel, en behoort aan anderen. Niets is door God gemaakt dat door de mens verkwist of vernietigd kan worden." Hij was tegen hamsteren en gierigheid. Zijn filosofie kan ook dienen als argument voor het idee dat de rijken de plicht hebben om de samenleving te helpen met hun rijkdom. Als progressieven hopen een linkse sociale politiek in blauwe tijden te implementeren moeten ze kiezers ervan overtuigen dat dit aspect van Locke's filosofie belangrijker is dan het beschermen van privé-eigendom.

Bronnen

Horeca, Geen huur voor restaurant dat tijdens lockdown deuren moest sluiten, De Standaard, dinsdag 29 december 2020
Een restaurant­eigenaar moet geen huur ­betalen voor de periode dat de ­lockdown uitbating verhinderde.

John Locke and America’s Cult of Private Property

Rachael Scarborough, Californians both voted to protect their private property rights and for Biden by a nearly two-to-one margin. How do those two things square?, The Nation, December 24, 2020

JI
2021-01-04 13:49:53